1. Lasstroomknop:
Deze wordt gebruikt om de stroom aan te passen.
2. Voedingsindicator:
Wanneer de machine op de stroomvoorziening is aangesloten, gaat het indicatielampje branden.
3. Alarmindicator:
Bij oververhitting of overstroom brandt het indicatielampje.
4. 2T/4T/MMA:
Selecteer de bedrijfsmodus 2T,4T of MMA.
5. Regelknop voor de neerwaartse helling:
Stel de tijd van de neerwaartse helling in.
6. Knop voor regeling na gasstroom:
Pas de tijd van de na-gasstroom aan.