1. Batterijdisplay.
2. Huidig digitaal display.
3. Alarmindicator:
Bij oververhitting of overstroom brandt het indicatielampje.
4. Voedingsindicator:
Wanneer de machine op de stroomvoorziening is aangesloten, gaat het indicatielampje branden.
5. Lasstroomknop:
Draai deze om de lasstroom aan te passen en druk op de knop om de lasmodus te selecteren.